Accent Adviseurs Hero image

STOMP als kans voor de schil rond binnensteden

Bron: artikel mobiliteitsplatform door Jos Wijnen en Stijn Engels

Het STOMP-principe is de afgelopen jaren steeds meer ingeburgerd geraakt als ordeningskader voor duurzame mobiliteit. Waar het principe vaak wordt toegepast bij binnenstedelijke herinrichtingen, groeit de vraag wat de betekenis is van STOMP voor de directe schil rondom binnensteden. Mobiliteitsplatform vroeg drie partijen – Patrick Duwel (Keypoint), Jos Wijnen en Stijn Engels (Accent adviseurs) en Bas Alferink van Goudappel – naar hun visie.

 

 

Mens en leefbaarheid centraal

Alle drie partijen zien STOMP in de kern als een hulpmiddel om de mens centraal te stellen in de inrichting van de stad. Bas Alferink benadrukt: “Het STOMP-principe plaatst de mens centraal bij de inrichting van de openbare ruimte. Het biedt een ordeningskader waarbij duurzame en ruimte-efficiënte vormen van mobiliteit – zoals lopen, fietsen, deelmobiliteit en openbaar vervoer – voorrang krijgen boven minder duurzame zoals de auto.”

Volgens Jos Wijnen en Stijn Engels maakt STOMP de mobiliteitstransitie meer concreet: “Het STOMP-principe is een herkenbaar principe om actieve vormen van mobiliteit hoger te prioriteren bij de inrichting van de openbare ruimte. STOMP geeft een begrijpelijk kader voor ‘buitenstaanders’ voor de gewenste mobiliteitstransitie.”

Patrick Duwel plaatst daar een kanttekening bij. Volgens hem moet STOMP ook bekeken worden vanuit de reis als geheel: “Een binnenstad staat niet op zichzelf en is een herkomst of bestemming in een bredere regio. Vooral als een stad in een meer landelijke regio ligt, heeft die stad een sterke regionale functie. De principes vanuit STOMP kunnen onzes inziens goed worden toegepast, maar primair gaat het daarbij om de keten van de reiziger in te richten.”

De rol van de schil: meer dan doorvoer

Een voetgangersvriendelijke binnenstad kan niet los worden gezien van de wijken en gebieden eromheen. Alferink maakt daarbij onderscheid tussen A-, B- en C-milieus. De binnenstad (A) is het domein van de voetganger, vaak autoluw of autovrij. De direct omliggende wijken (B) vormen de cruciale overgangszone: “Door in de B-milieus te zorgen voor aantrekkelijke loop- en fietsroutes richting de binnensteden met toegankelijke fietsparkeervoorzieningen aan de randen van de binnenstad, zorgen we voor een goede overloop tussen de milieus.”

Wijnen en Engels sluiten hierbij aan: “Focus bij inrichting volgens het STOMP-principe niet alleen op het centrum maar betrek de gehele regio. STOMP is niet gericht op enkel centrumgebieden; het vraagt om een integrale benadering waarbij verbinding tussen centrum, omliggende wijken en de bredere regio centraal staat, niet alleen fysiek maar ook voor alle stakeholders.”

Duwel legt de nadruk op een goede overstapfunctie: reizigers uit omliggende gebieden moeten tijdig kunnen wisselen van auto naar fiets of ov. “Mensen die vanuit de omliggende gebieden een stad willen bezoeken, kunnen worden afgevangen in goede parkeerlocaties aan de rand en met ov en/of fiets hun weg vervolgen.”

Verschillen tussen stad en regio

Wijnen en Engels wijzen op de uiteenlopende contexten waarin STOMP moet landen. In de directe schil rond (centra van) grote steden is er vaak draagvlak voor autoluwe maatregelen, maar dat geldt niet overal: “Hoe verder je in een schil rond de stad gaat kijken, hoe anders de context van de betreffende gemeente is voor de mobiliteitstransitie. De schil van de stad, op een fietsbare afstand, met een grotere druk op de woningmarkt en van oudsher parkeerproblematiek, biedt meer draagvlak voor ruimtelijke (her)inrichting met een negatief effect op de auto. Hoe verder van de stad af, in kernen waar openbaar vervoer geen volwaardig alternatief is én de fietsafstand naar werklocaties groot is, is dit draagvlak minder.”

Die spanning maakt dat STOMP in landelijke gebieden minder eenvoudig te realiseren is. “Om echt een mobiliteitstransitie in beweging te brengen in landelijke gebieden zijn grote veranderingen nodig. Voor gemeenten ligt hier niet altijd direct prioriteit of budget.”

Data en technologie als katalysator

De rol van technologie en data om STOMP te ondersteunen is cruciaal, vindt Duwel. “Aan de voorkant kunnen we met data de situatie goed in kaart brengen en daarmee het beleid inrichten. Ook tijdens de reis is er winst te behalen, door mensen actief te adviseren over hun reis. Denk aan parkeren daar waar plek is op basis van actuele beschikbaarheid, bijsturen in geval van incidenten of drukte. Informeren over de overstap van bijvoorbeeld auto naar ov (of fiets) is nog steeds erg lastig. De systemen zijn daar nog te unimodaal voor.”

Slimme toegangssystemen zouden ook een bijdrage leveren aan het ondersteunen van STOMP. Op die manier kunnen bepaalde gebieden ontsloten worden voor specifieke groepen. Zo kan een wijk toegankelijk worden gemaakt voor alleen bewoners en hun bezoekers. Die systemen worden nu al toegepast, bijvoorbeeld bij zero-emissiezones of autoluwe binnensteden. Keypoint ziet kansen voor verdere ontwikkeling, maar wijst erop dat dit alleen werkt in samenhang met beleid en gedragsverandering.

Ruimtelijke en sociale randvoorwaarden

Een belangrijk aandachtspunt is de toegankelijkheid van de openbare ruimte. Alferink benadrukt dat voetgangersvriendelijkheid pas echt werkt als alle groepen mee kunnen doen: “Aandacht voor goed toegankelijke looproutes zijn nodig om de binnenstad daadwerkelijk voetgangersvriendelijk te maken voor iedereen, ook voor mensen die bijvoorbeeld slecht ter been zijn.”

Wijnen en Engels benadrukken dat het veranderen van reisgedrag minstens zo belangrijk is als de fysieke ingrepen. “Naast de inzet op de inrichting van de ruimte is het veranderen van reisgedrag cruciaal om het aandeel actieve mobiliteit te laten groeien. Het is een én-én-pakket. Actieve mobiliteit moet op verschillende manieren worden gestimuleerd, denk hierbij aan gedragscampagnes, werkgeversbenadering en een integrale benadering met thema’s als vitaliteit, klimaatadaptatie en duurzaamheid.”

Spanningsveld tussen bereikbaarheid en economie

De binnenstad is niet alleen een plek om te verblijven, maar ook een economisch centrum. Accent adviseurs wijst op het belang van een balans: “Kijk bij (her)inrichting naar een breder perspectief, zoals een duurzame, klimaatbestendige maar vooral prettige verblijfsomgeving, maar vergeet de economische functie van binnensteden en centra niet. Voor een bruisend centrum zijn de aanwezige ondernemers belangrijk, een vereiste daarbij blijft de bereikbaarheid voor de klanten en medewerkers.”

Dit spanningsveld komt ook terug bij parkeerbeleid. Minder parkeerplaatsen zijn noodzakelijk om STOMP echt door te voeren, maar leiden tegelijk tot discussies over de bereikbaarheid met onder andere ondernemers, inwoners en vastgoedpartijen binnen een stadscentrum.

Een kwestie van de lange adem

Alle drie partijen zijn het erover eens dat de toepassing van STOMP in de schil rond binnensteden een lange adem vraagt. Het vraagt integrale samenwerking tussen gemeenten, provincies, vervoerders en private partijen. Het vraagt ook politieke durf, omdat keuzes vaak ingaan tegen gevestigde belangen.

Zoals Wijnen en Engels het samenvatten: “Het advies: focus je bij de herinrichting op basis van STOMP op het gehele stedelijke gebied én omliggende regio en bereid je voor op langetermijnaanpak. Bereid je ook voor op weerstand van stakeholders. Je vraagt immers om een forse gedragsverandering in het dagelijks leven.”

Of, zoals Alferink het formuleert: “Door in de B-milieus te zorgen voor aantrekkelijke loop- en fietsroutes richting de binnensteden met toegankelijke fietsparkeervoorzieningen aan de randen van de binnenstad, zorgen we voor een goede overloop tussen de milieus. Dit draagt bij aan de mobiliteitstransitie.”

Schil speelt een sleutelrol

Het STOMP-principe biedt een helder kader om de mobiliteitstransitie vorm te geven. Maar de kracht zit niet alleen in de binnenstad zelf: juist de schil rondom speelt een sleutelrol. Hier moeten de overstappen plaatsvinden, hier wordt de balans gezocht tussen lopen, fiets, ov en tot slot de auto. Voor gemeenten en regio’s betekent dit keuzes maken, weerstand overwinnen en technologie benutten. Het resultaat is niet alleen een voetgangersvriendelijke binnenstad, maar een toekomstbestendige regio waar bereikbaarheid, leefbaarheid en economie elkaar versterken.